Deze foto is vrij te gebruiken door de pers met vermelding van bijgaand webadres: https://freativefotografie.nl/

Remmelt is in 1961 geboren in een middelgrote industriestad in het oosten van het land.
Hij groeide op in Bunschoten-Spakenburg en woont momenteel in het groen aan de rand van Amersfoort in het oude dorp Hoogland.
Al meer dan vijfentwintig jaar is hij gelukkig getrouwd met Petra. Samen mochten zij drie kinderen krijgen en opvoeden.

Petra en Remmelt

In hun leven was tot nu toe weinig windstilte. Vaak was er storm en waren de golven zo hoog dat de horizon nauwelijks in het oog kon worden gehouden. Met zoveel heftigheid, fysiek en psychisch, kun je meerdere kanten op, vindt Remmelt. ‘Wij hebben er veel van mogen leren en zijn door alles heen gegroeid. Al was deze groei vaak niet eenvoudig.’

Op een Bunschoter botter

Na de laatste grote ‘golf’ in hun leven is Remmelt, naast het reguliere werk dat hij doet, gaan schrijven en spreken. Hij voelde dat hij dit moest doen. Iets in hem dreef hem voort en spoorde hem aan dit te doen.
‘De boeken die ik schrijf, moeten toegevoegde waarde hebben. We hebben tenslotte niet voor niets zo’n heftig leven gehad. Met andere woorden: verdriet is te kostbaar om verloren te laten gaan. Daar moet je iets mee doen. Dit probeer ik ten diepste in mijn boeken te communiceren,’ aldus Remmelt. Remmelts voorouders van zijn vaders zijde zijn geboren en getogen op het oude Schokland, het inmiddels ontruimde en ingepolderde eiland in de Zuiderzee. Vandaar dat het water bleef trekken. Een groot aantal jaren hebben zij dan ook met hun gezin in Bunschoten gewoond en gewerkt.


Een goede vriendin schreef voor hem het volgende gedicht:

 IK ZAG HEM IN DE TREIN

Ik zag hem in de trein,
we reisden even samen.
Hij zei: ‘Ik moet naar Heerde.’

We raakten aan de praat.
Er was iets met die man
wat mij intrigeerde.

’t Was zeker niet zijn uiterlijk
of wat hij bij zich had;
hij had niet eens een gsm.

Eerder zijn bescheidenheid,
de kracht die uit zijn woorden sprak,
juist door zijn zachte stem.

Een jongeman zette zowaar
zijn rapmuziek wat zachter.
Dat deed hij denk ik zelden.

Misschien dat hij eens wilde horen
of deze vreemdeling
hem ook iets had te melden…

De dames bij het raam
– ze hadden al een poos
gekwebbeld en geklaagd –

veranderden abrupt van toon,
toen hij hen vriendelijk
naar hun welzijn had gevraagd.

Zelfs het meisje keek op. Pas toèn
zag ik haar donkere,
en zeer vermoeide ogen.

De man was kennelijk
– dat kon ik duidelijk zien –
zeer met dit kind bewogen.

De conducteur kwam langs.
Het meisje schrok zich dood:
controle niet goed ingeschat.

Maar de man gaf snel een kaartje.
‘Pak aan,’ zei hij, ‘ik heb ‘m zelf
ook voor niets gehad.’

We praatten wat, die man en ik,
en al die andere mensen
bij ons in de coupé.

En steeds zei hij:
‘ik rijd nog even
één station met jullie mee.’

Zijn eigen halte had hij,
volgens mij, al lang
en breed laten passeren.

Hij lachte tegen mij en zei,
– alsof hij mijn gedachten las –
‘Ik zal er heus wel arriveren.’

Ik zag dat hij slechthorend was:
hij had zo’n apparaatje
in zijn ene oor.

Uiteindelijk was ik dan in Zwolle.
De trein reed daar
niet verder door.

We stapten uit,
het was een mooie
en opmerkelijke reis geweest,

alsof je met die and’re gasten
mee mocht doen
met een besloten feest.

Ik vond hem een soort stille held
En wilde hem bedanken,
voor wat hij even voor mij was.

Maar hij zei: ‘Ik bén er geen,
ik ken er Eén.’ Weer was het,
alsof hij mijn gedachten las.

Toen was hij ineens verdwenen
tussen al die reizigers
op dat Zwols perron.

Ik dacht nog: vreemd,
hij moest naar Heerde,
is daar wel een station?

Zoals je soms ook even bij elkaar in dezelfde coupé zit, op weg naar je bestemming van die dag. Even samen reizen. Naast elkaar zitten op één bank, of slechts in dezelfde coupé. Of in hetzelfde treinstel…
Heb jij dat ook wel eens? Dat je in het leven even samen op reist met iemand?
Ik wel. Ik heb dat vrij vaak. En soms lukt het dan om dingen te delen. Soms lukt het zelfs om iets te delen omtrent de stad met twaalf poorten en gouden straten, waarnaar ik onderweg ben.
Samen op weg zijn is een kans om een gesprek beginnen. In de trein bijvoorbeeld. Doen; want Hij is het waard. Dit gedicht schreef ik voor iemand, met wie ik momenteel samen reis.
Misschien herkennen sommigen van jullie er een wederzijdse vriend in. Carla Rozema-Robbe